Naamloos document

Doelen kleuterklas
Doelen klas 1
Doelen klas 2
Doelen klas 3
Doelen klas 4
Doelen klas 5
Doelen klas 6

klas 6
periode 1 klas 6						S en F	S
De kinderen leren werken met procentformule als voorbereiding op de algebra.	3R-21	6.1
De kinderen zijn in staat cijferalgoritmen toe te passen op grote getallen en kommagetallen. Optellen en aftrekken	3R-3	6.1	v	v	getallen
De kinderen zijn in staat cijferalgoritmen toe te passen op grote getallen en kommagetallen. Vermenigvuldigen	3R-3	6.1	v	v	getallen
De kinderen zijn in staat cijferalgoritmen toe te passen op grote getallen en kommagetallen. Delen	3R-3	6.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen eenvoudige opgaven rondom kommagetallen,breuken uit het hoofd uitrekenen.	3R-2-20	6.1	v	v	getallen
Zij kunnen met percentages (m.b.v. een verhoudingstabel) rekenen .	3R-3-7	6.1	v	v	verhoudingen
Zij zijn in staat om gegevens in segmenten van een cirkel of staafdiagram zichtbaar te maken	3R-22-3-2	6.1	v	v	verhoudingen
Zij kunnen eenvoudige opgaven rondom de procenten oplossen.	3R-2-3-8-	6.1	v		verhoudingen
De kinderen kunnen de procenten verbinden met kommagetallen en breuken f	3R--3-4-	6.1		v	verhoudingen
De kinderen kunnen de procenten verbinden met kommagetallen en breuken.	3R--3-4-	6.1	v	v	verhoudingen
De kinderen kunnen met formele maten en gewichten rekenen.	3R-6	6.1			meten en meetkunde
De kinderen kunnen vanuit concrete situaties rekenen met (en omzetten naar) maten en gewichten.	3R-6	6.1	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen hoeveelheden, prijzen enz. schatten aan de hand van percentages, en breuken.	3R-1	6.1
De kinderen zijn in staat koersen om te rekenen.	3R-8	6.1
		6.1

Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met "nullen", ook met eenvoudige decimale getallen	3R-12	6.1		v	getallen
Vereenvoudigen en compliceren van breuken en breuken als gemengd getal	3R-12	6.1		v	getallen
Een breuk of gemengd getal delen door een breuk, vooral binnen een situatie	3R-12	6.1		v	getallen
breuken en procenten lezen en schrijven	3R-12	6.1		v	verhoudingen
kinderen kunnen vanuit de schaal afstanden berekenen	3LA-3	6.1		v	verhoudingen
Samenhang tussen (standaard)maten ook door terugrekenen, in complexere situaties en ook met decimale getallen	3R-16			v	meten en meetkunde


periode 2 klas 6
De kinderen beheersen de vier bewerkingen met breuken, kommagetallen en procenten.	3R-1-12-	6.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen vanuit contexten, teksten en situaties een probleem in reken-wiskundige termen omzetten.	3R-8	6.2	v	v	getallen
De kinderen leren vanuit de praktijk om te gaan met negatieve getallen.	3R-5	6.2
De kinderen kunnen rekenprocedures vastleggen in (woord-)formules.	3R-21-22	6.2		v	getallen
Zij kennen van alle stambreuken het bijbehorende kommagetal en percentage.	3R-	6.2		v	getallen
De leerlingen kunnen eenvoudige tabellen begrijpen en bij rekenwerk toepassen.	3R-20	6.2	v	v	verbanden
De kinderen kunnen rekenopgaven oplossen die gesteld zijn in de vorm van een verhoudingstabel.	3R-7	6.2	v	v	verhoudingen
De kinderen kunnen het rekenen toepassen binnen de verschillende vakken, zoals het werken met schaal, het omrekenen van geld naar andere valuta, het berekenen van afstanden, gewichten, bedragen enz. samenvattend: het rekenen is gericht op de geïntegreerde activiteiten	3R-16-17-1	6.2	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen de inhoud berekenen van ruimtelijke vormen	3R-16	6.2		v	meten en meetkunde


Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Decimale getallen als toepassing van (tiendelige) maatverfijning	3R-1	6.2		v	getallen
kinderen kunnen een trend uit gegevens halen	3R-20	6.2		v	verbanden
kinderen kunnen eenvoudige patronen herkennen	3KV-1	6.2	v	v	verbanden
Relatie tussen 3D ruimtelijke figuren en bijbehorende bouwplaten	3KV-1	6.2		v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen	3KV-1	6.2		v	meten en meetkunde
Kinderen begrijpen dat verschillende vormen een verschillende omtrek maar gelijke oppervlakte hebben	3R-16	6.2	v	v	meten en meetkunde


periode 3 klas 6
De kinderen kunnen de 4 grondconstructies uitvoeren.	3R-9-16	6.3		v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen op een eigen manier en in een eigen taal beschrijven hoe een constructie kan worden uitgevoerd.	3R-9-16	6.3		v	meten en meetkunde
Zij kunnen het aantal graden schatten en met behulp van de geodriehoek meten.	3R-9-16	6.3		v	meten en meetkunde
Zij ontdekken de verschillende meetkundige figuren die in de cirkel kunnen ontstaan en zij kennen de bijzondere lijnen van de cirkel.	3R-9-16	6.3		v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen omgaan met passer, potlood en liniaal. (Als maat- en tekeninstrument)	3R-9-16	6.3		v	meten en meetkunde
Zij kunnen de soorten driehoeken onderscheiden, de soorten vierhoeken en maken een begin met een verzameling van de kenmerken hiervan.	3R-9-16	6.3	v	v	meten en meetkunde
		6.3

Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Kritisch beoordelen van een uitkomst		6.3	v	v	getallen
Standaardprocedures met inzicht gebruiken binnen situaties waarin gehele getallen, breuken en decimale getallen voorkomen	3R-14	6.3		v	getallen
Breuken en procenten in elkaar omzetten	3R-16	6.3		v	verhoudingen
Breuken benaderen als eindige decimale getallen	3R-17	6.3		v	verhoudingen
Verhoudingen en breuken met een rekenmachine omzetten in een (afgerond) kommagetal	3R-18	6.3		v	verhoudingen
		6.3
		6.3
kinderen kunnen omgaan met een assenstelsel	3R-19	6.3		v	verbanden
Conclusies trekken door gegevens uit verschillende informatiebronnen met elkaar in verband te brengen	3R-20	6.3		v	verbanden
Berekeningen uitvoeren op basis van informatie uit tabellen, grafieken en diagrammen	3R-20	6.3		v	verbanden
Op basis van een grafiek conclusies trekken en voorspellingen doen	3R-20			v	verbanden

Rekenaspecten
Ordenen	rekenen
5a: kan sorteren (op kleur of op vorm) KR4	rekenen
5b: kan seriëren (van groot naar klein, bijv. poppen, krijtjes) KR4	rekenen
6cOrdenen: kan 2 verschillende dingen uitdelen KR4	rekenen
6dOrdenen: kan zelfstandig schilderspullen klaarzetten op de tafels KR4	rekenen
Lichaamsorientatie	rekenen
5aLichaamsoriëntatie: heeft besef van, kan benoemen primaire lichaamsdelen BD5	rekenen
5bLichaamsoriëntatie: kan symmetrische lichaamshouding nadoen BD2	rekenen
6cLichaamsoriëntatie: kan asymmetrische lichaamshouding imiteren (papegaaitje leef je nog) BD2	rekenen
6dLichaamsoriëntatie: kan 3 reuzenstappen en 2 kabouterstappen lopenBD2	rekenen
Ruimtelijke orientatie	rekenen
5aRuimtelijke oriëntatie: op/in -voor/achter -onder/boven BD2	rekenen
5bRuimtelijke oriëntatie: kent de vaste plaatsen bijv. van kinderen aan de tafel de knutselspullen e.d. BD2	rekenen
6cRuimtelijke oriëntatie: bij weefwerkje onder/ boven/ goede richting aanhouden BD2	rekenen
6dRuimtelijke oriëntatie: tekent een vierkant, cirkel, driehoek KR9	rekenen
Tijdsbesef	rekenen
5aTijdsbesef:kan vertellen over dag, avond en nacht KR8	rekenen
5bTijdsbesef: kent activiteiten van het ochtendprogramma KR8	rekenen
6cTijdsbesef: kent datum of seizoen van de eigen verjaardag. KR8	rekenen
6dTijdsbesef: welke dag is het vandaag? op welke dag ben je niet op school?KR8	rekenen
Meten	rekenen
5aMeten: een draad zolang als je zelf bent KR6	rekenen
5bMeten: de grootste, middelste, kleinste aanwijzen KR6	rekenen
6cMeten: appel of deeg in vier eerlijke porties verdelen KR5	rekenen
6dMeten: sap in glaasjes tot de helft KR7	rekenen
5a: kan synchroon tellen tot 5 KR3	rekenen
5bTellen: kan synchroon tellen tot 10 KR3	rekenen
6cTellen: pakt het gevraagde tot 10. KR2	rekenen
6dTellen: kan de kinderen in de kring tellen. KR2	rekenen
Geheugen	rekenen
5aGeheugen: kent de namen van de vriendjes in de klas	rekenen
5bGeheugen: kan een zin van 8 woorden nazeggen	rekenen
6cGeheugen: onthoudt de volgorde van 4 kralen en legt ze in een reeks KR4	rekenen
6dGeheugen: herinnert zich 5 voorwerpen die met een doek bedekt zijn KR4	rekenen

Klas 1	mesocode	nr	f	s	domein
Periode 1 klas 1
Zij ontdekken de kwaliteiten van de getallen 1 tot en met 12.	1R-1	1.1	v	v	getallen
Zij kunnen de getallen 1 tot en met 12 positioneren op een getallenlijn.	1R-7	1.1	v	v	getallen
Zij kunnen in een ontdektekening aantallen en hoeveelheden herkennen en een strategie hierbij hanteren.	1R-14	1.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen akoestisch tellen en van daaruit synchroon aan handelingen en voorwerpen tot 10, later tot 20.	1R-9 kr2	1.1	v	v	getallen
Zij kunnen vanuit het handelen de getallen 5 en 10 splitsen.	1R-10	1.1	v	v	getallen
Zij tellen hoeveelheden (resultatief tellen) en vinden allerlei mogelijkheden om deze getallen weer te geven (Romeinse schrijfwijze, turven, dobbelsteenbeelden).	1R-6-4	1.1	v	v	getallen
De kinderen kennen de begrippen meer, minder en evenveel, verder weg, dichtbij enz.	1R-22	1.1	v	v	getallen
Zij kunnen een tekening maken van een rekenverhaal en de aantallen erbij schrijven.	1R-14	1.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen aantallen schatten vanuit een concrete situatie.Zij kunnen een aantal passen schatten in een ruimte die voor hen te overzien is. Door structurerend tellen kunnenZij deze aantallen controleren	1R-7-20	1.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen hoeveelheden onder de tien schatten.	1R-7-20	1.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen gezamenlijk tot 24 tellen(heen en terug), individueel kunnen zij tot 12 heen en terug tellen.	1R-9-8	1.1	v	v	getallen
Zij kunnen lopen en tellen met het accent op de 2, en met het accent op de 3.	1R-2	1.1	v	v	getallen
Zij kunnen vanuit een concrete situatie aantallen verdubbelen.	1R-16	1.1	v	v	getallen


Periode 2 klas 1
Zij kunnen de getallen 2,3,4,5 en 10 vanuit een concrete situatie splitsen.	1R-16--17	1.2	v	v	getallen
Zij kunnen in het tellen met accenten op de 2 en 3, de tussenliggende getallen weglaten (wel stappen zetten).	1R-2-5-9	1.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen aantallen schatten vanuit rekentekeningen(tot 10).	1R-20	1.2	v	v	getallen
De kinderen kennen de arabische cijfers.	1R-4-6	1.2	v	v	getallen
Zij kunnen de 4 bewerkingen uitvoeren met materiaal (onder de tien).	1R-17-18	1.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen deze cijfers ook schrijven.	1R-4-6	1.2	v	v	getallen
De kinderen zijn in staat om de getallen van de getallenlijn (t/m 20) op volgorde te leggen en de afzonderlijke getallen te herkennen.	1R-7	1.2	v	v	getallen
Zij kunnen de handelingen in een rekenverhaal (via het concrete) beschrijven in de vorm van rekentaal (denk aan erbij, eraf, even groot, minder, meer).	1R-15	1.2	v	v	getallen
Zij kunnen in een rekenverhaal een handeling als rekenbewerking herkennen.	1R-14	1.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen op de getallenlijn/ rekenlijn tot de 20 de plaats van de verschillende getallen schatten.	1R-20	1.2	v	v	getallen
Kinderen kunnen afstanden schatten met referentiemateriaal ( hoeveel passen naar de deur enz).	1R-22	1.2	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen blokkenbouwsels nabouwen, boven- en zijaanzicht herkennen	IR22	1.2	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen het midden van een figuur inschatten.	IR22	1.2	v	v	meten en meetkunde


Periode 3 klas 1
De kinderen kunnen aanvullen tot 10.	1R-17	1.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen getalbeelden herkennen op het rekenrek. en kunnen de vijfstructuur aanbrengen in de getallen tot 20.	1R-4	1.3	v	v	getallen
Zij kunnen de vier basisbewerkingen in het rekenverhaal of in een context herkennen en op enigerlei wijze weergeven.	1R-13-14	1.3	v	v	getallen
Zij kunnen op het 20 snoer en de getallenlijn tot 20 (een lege lijn) de plaats van een getal ongeveer aangeven, de plaats schatten.	1R-7	1.3	v	v	getallen
De kinderen kennen het principe van het vermenigvuldigen en delen.	1R-12-13	1.3	v	v	getallen
De kinderen kennen de rij van 2.	1R-18	1.3	v	v	getallen
Zij kunnen de getallen 3,4,56,7,8,9 en 10 splitsen	1R-17	1.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen met behulp van de getallenlijn stappen van 2, 3, 4 en 5 maken.	1R-10	1.3	v	v	getallen
De kinderen kennen de symbolen van de vier bewerkingen en ze kunnen ze op de juiste plaats inzetten.	1R-13	1.3	v	v	getallen
De leerlingen kunnen de getallen tot 25 gebruiken als tel-, hoeveelheids- en meetgetallen. 1R/8		1.3	v	v	getallen
Kinderen kunnen tellen met accenten op de 5 en 10.	1R-9	1.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen de getallen t/m 20 lezen en schrijven.	1R-6	1.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen verdubbelen tot 20.	1R-17	1.3	v	v	getallen
De kinderen geven een naam aan de vier basisbewerkingen en ontdekken welke tekens hierbij horen.	1R-16-13	1.3	v	v	getallen
Kinderen kunnen spiegelsymmetrie herkennen	IKV 7	1.3	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen een vorm namaken	iKV 7	1.3	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen de ruimte meten, inschatten m.b.v. referentiematen.	1R-22	1.3	v	v	meten en meetkunde


periode 4 klas 1
De kinderen kunnen akoestisch en synchroon tellen tot 100 en terug.	1R-5	1.4	v	v	getallen
De bewerkingen tot de 10 zijn geautomatiseerd.	1R- 17	1.4	v	v	getallen
De kinderen kennen de begrippen even en oneven.	1R-11	1.4	v	v	getallen
De kinderen kennen de grote telrij tot 100	1R-9	1.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen ongestructureerde hoeveelheden resultatief tellen.	1R-7	1.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen hoeveelheden tot 24 eerlijk opdelen.	1R-18	1.4	v	v	getallen
Zij kunnen de getallen van 2 t/m 10 splitsen en in de vorm van opteltafel laten horen.	1R-17	1.4	v	v	getallen
De kinderen kennen het principe van vermenigvuldigen.	1R-18	1.4	v	v	getallen
Zij kunnen de rijen van 2, 5 en 10 opzeggen.	1R-9	1.4	v	v	getallen
De kinderen zijn in staat om het tellen met sprongen verkort weer te geven: 2,4,6. tot 24.	1R-9-19	1.4	v	v	getallen
Kinderen kennen de strategieën die helpen bij het rekenen tot 10(zie strategieënlijst kinderen gaan rekenen).	1R- 15-17	1.4	v	v	getallen
De kinderen kennen de tafel van 2 en 5 op rij.	1R-19	1.4	v	v	getallen
Zij kunnen rekenen (m.b.v. het rekenrek) tot 20, optellen en aftrekken.	1R-16-17	1.4	v	v	getallen
Zij kunnen de vijfstructuur aanbrengen in de getallen tot 20.	1R-7	1.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen praktisch omgaan met het begrip half en kwart.	1R-11	1.4	v	v	verhoudingen
De kinderen kunnen hoeveelheden tot 24 schatten.	1R-18	1.4	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen vanuit de vrije hand geometrische vormen tekenen.	1KV-2	1.4	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen vanuit een alledaagse situatie lengte, gewicht, inhoud en oppervlakte toepassen.	1R-22	1.4	v	v	meten en meetkunde

Klas 2
Periode 1 klas 2
De vier bewerkingen uitvoeren met kale sommen, dus los van een rekenverhaal. (tot 20).	1R-17-18-15	2.1	v	v	getallen
Bewerkingen tot 10 zijn geautomatiseerd.	1R-16	2.1	v	v	getallen
De kinderen kennen de kleine en grote telrij.	1R-5	2.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen hoeveelheden tot 50 schatten en vertellen hoe ze het gedaan hebben.	1R-20	2.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen de plaats van getallen op de open getallenlijn schatten.	1R-20	2.1	v	v	getallen
Kinderen kunnen de getallen tot 100 schrijven en lezen.	1R-6	2.1	v	v	getallen
Kinderen kunnen het getal 10 splitsen en weergeven als opteltafel	1R-17	2.1	v	v	getallen
Kinderen kunnen getallen kleiner dan 100 splitsen in tientallen en eenheden.	1R-6	2.1	v	v	getallen
Tellen in sprongen van 10 heen en terug tot over de 100: beginnend tevens beginnend bij een ander getal: 33, 43,53 (grote telrij)	1R-5-9	2.1	v	v	getallen
De tafelproducten herkennen in het dagelijks leven en in sprongen op de getallenlijn zichtbaar maken.	1R-18-13	2.1	v	v	getallen


periode 2 klas 2
Bewerkingen tot de 20(optellen en aftrekken weg zijn geautomatiseerd).	1R-17-16	2.2	v	v	getallen
Kinderen maken kennis met het principe van deeltafels.	1R-20	2.2	v	v	getallen
ZijKunnen uitgaande van het tellen in sprongen van 10 opgaven als 35 + 10 en 42 - 10 oplossen.	1R-17-16	2.2	v	v	getallen
ZijKunnen het getal 20 splitsen en in de vorm van de opteltafel laten horen.	1R-17	2.2	v	v	getallen
KinderenKunnen van een getal de plaats op de getallenlijn tot 100 inschatten.	1R-20	2.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen optellingen tot 100 weergeven vanuit de rijgstrategie	1R-15	2.2	v	v	getallen
Kinderen kunnen hoeveelheden tot 100 schatten.	1R-20	2.2	v	v	getallen
Zij kunnen optellen en aftrekken in het rekenverhaal herkennen en weergeven in rekenopgave.	1R-14	2.2	v	v	getallen
De kinderen kennen de tafels 1, 2, 3, 5 en 10 op rij heen en terug.	1R-19	2.2	v	v	getallen
Zij kunnen de tafelproducten in het rekenverhaal herkennen en in sprongen op de getallenlijn zichtbaar maken.	1R-14	2.2	v	v	getallen
De leerlingen kunnen de getallen tot 100 gebruiken als tel-, hoeveelheids- en meetgetallen voor zichtbare en onzichtbare hoeveelheden.	1R-8	2.2	v	v	meten en meetkunde
De leerlingen kennen de namen van de dagen en maanden.	1R25	2.2	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen de seizoenen aan de tijd koppelen	1R25	2.2	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen van blokkenbouwsels voor- en zijaanzicht begrijpen.	IR-22	2.2	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen in sprongen van 1, 10, 100 tellen tot 1000.	IR-5	2.2	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen vanuit het vormtekenen geometrische vormen tekenen en veranderen.	IKV-2	2.2	v	v	meten en meetkunde


periode 3 klas 2
De kinderen kunnen een bewerking uitvoeren op het 100-snoer.	1R-6	2.4	v	v	getallen
De kinderen kennen de deeltafel van 2.	1R-18-19	2.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen getallen positioneren op de rekenlijn.	1R-7	2.4	v	v	getallen
De kinderen kennen de grote telrij tot voorbij de 100.	1R-5	2.4	v	v	getallen
Zij ontdekken vormen van handig rekenen zoals b.v de wisseleigenschap 2 + 19 = 19 + 2.zie strategiekaart: kinderen gaan rekenen.	1R-7-15-20	2.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen vanuit de rijgstrategie optellen en aftrekken in het gebied tot de 100.	1R-7-15-20	2.4	v	v	getallen
De leerlingen kunnen getallen in 100 tallen, tientallen en eenheden opsplitsen.	1R-21	2.4	v	v	getallen
De kinderen beheersen de tafels 1, 2, 3, 4, 5 en 10, heen en terug.	1R-18-19	2.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen een uitkomst van een bewerking onder de 100 schatten zonder het eerst uitgerekend te hebben.	1R-20	2.4	v	v	getallen
Kinderen kunnen zelf een verhaal bedenken bij een som onder de 20.	1R-14	2.4	v	v	getallen
De leerlingen kunnen vanuit het tellen in sprongen van 10 opgaven oplossen als 35 + 10, 72 – 10.	1R7-9-15-20	2.4	v	v	getallen
De kinderen maken kennis met begrippen oppervlakte, inhoud, afstand enz.	1R22	2.4	v	v	meten en meetkunde
De kinderen meten de omgeving vanuit referentiematen.	1R22	2.4	v	v	meten en meetkunde

Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Kinderen begrijpen: 5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3	1R-6		v	v	getallen


periode 4 klas 2
De kinderen kunnen in het hoofdrekenen en in de rekenverhalen gebruik maken van de tafels 1, 2, 3, 4, 5 en 10.	1R-19-14	2.3	v	v	getallen
De kinderen kennen de relatie tussen de verschillende tafels ( 2,4 en 8 of 5 en 10).	1R-1	2.3	v	v	getallen
Getallen kleiner dan 100 kunnen splitsen in tientallen en eenheden.	1R-6	2.3	v	v	getallen
De leerlingen kunnen middels verschillende strategieën handig rekenen tot 100 , met of zonder hulpmateriaal (mab, 100-snoer, open getallenlijn).	1R-17-18-15	2.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen werken met 100-snoer en rekenlijn.	1R-7	2.3	v	v	getallen
De leerlingen kunnen de klok gebruiken voor eenvoudige tijdsduurbepaling (5 minuten en veelvoud van 5).	1R-24-23	2.3	v	v	getallen
De kinderen kennen bij het vermenigvuldigen de een meer en een minderstrategie.	1R-15	2.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen aangeven welk getal dichter bij de 100 ligt.	1R-7	2.3	v	v	getallen
Kinderen kunnen getallen vanuit verhalen positioneren op de getallenlijn.	1R-7	2.3	v	v	getallen
Vanuit het vormtekenen herkennen de leerlingen de breukentaal.	1R-11	2.3	v	v	verhoudingen
De kinderen kunnen de seizoenen aan de tijd koppelen.(heemkunde)	1R-25	2.3	v	v	meten en meetkunde
De leerlingen kennen de namen van de dagen en maanden.(heemkunde)	1R-25	2.3	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen aan de hand van referentiegewichten het gewicht van voorwerpen schatten.	1R-23	2.3	v	v	meten en meetkunde
De leerlingen kunnen klokkijken: hele en halve uren.(heemkunde)	1R-24	2.3	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen kwaliteiten verbinden aan de tijd.(heemkunde)	1R-23	2.3	v	v	meten en meetkunde

klas 3
periode 1 klas 3						S en F	S
Kinderen kunnen met tienvouden optellen, type 26 + 10, 26 + 20.	2R-12	3.1	v	v	getallen
Kinderen kunnen vanuit de context delingen maken.	2R-12	3.1	v	v	getallen
Kinderen kunnen handig rekenen tot 100	2R-1-10	3.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen de getallen tot 1000 lezen en schrijven.	2R-1	3.1	v	v	getallen
De kinderen ontdekken in het rekenen tot 100 de splitsmethode: 22 + 35 = 20 + 30 + 2 + 5 en de rijgmethode 22 + 35 = 22 + 30 + 5 .	2R-9-10	3.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen een getal splitsen in duizendtallen, honderdtallen, tientallen en eenheden.	2R-2	3.1	v	v	getallen
De kinderen zijn zich bewust van strategieën voor het vermenigvuldigen en delen.	2R-4	3.1	v	v	getallen
De kinderen beheersen de tafel van 6, heen en terug en door elkaar	2R-4-5	3.1	v	v	getallen
Kinderen kunnen verwoorden hoe ze aan een antwoord gekomen zijn bij het maken van een opgave onder de 100.	2R-12	3.1	v	v	getallen
Zij kunnen werken met tafelnetwerken.	2R-4-5	3.1	v	v	verbanden
Kinderen kunnen op basis van (eigen) referentiematen een afstand, afmeting en hoeveelheid schatten.	2R-16	3.1	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen op basis van (eigen) referentiematen een afstand schatten.	2R-16	3.1	v	v	meten en meetkunde


periode 2 klas 3
De kinderen kennen de deeltafels 2, 3, 4, 5 en 10.	2R-5	3.2	v	v	getallen
Zij kunnen het tafelnetwerk inzetten bij het aanleren van de tafel van 8.	2R-4-5	3.2	v	v	getallen
De kinderen kennen de plaatswaarde van de getallen tot de 1000.	2R-1-2	3.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen de getallen tot 1000 schrijven en lezen en positioneren op de getallenlijn.	2R-1	3.2	v	v	getallen
Zij kunnen opgaven als 64 - 28 en 32 - 29 op de lege getallenlijn zichtbaar maken.	R-1-10-1	3.2	v	v	getallen
Zij kunnen 100 op verschillende manieren splitsen: (5 + 95, 10 + 90, 15 + 85 20 + 80).	2R-1-10-1	3.2	v	v	getallen
De kinderen beheersen de tafel van 7, heen en terug, door elkaar.	2R-5	3.2	v	v	getallen
De tafelproducten uit de tafels 2, 3, 4, 5 en 10 kennen zij door elkaar.	2R-5	3.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen aangeven welk getal het dichtst bij een getal tot 1000 ligt.	2R-1	3.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen de vier bewerkingen verbinden aan een context en omgekeerd uit de context een opgave herleiden.	2R-12	3.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen getallen t/m 1000 verdubbelen en halveren.	2R-12	3.2	v		getallen
De kinderen hebben inzicht in de opbouw van de kalender.	2R-17	3.2	v	v	meten en meetkunde
De kinderen beheersen het klokkijken, analoog.	2R-17	3.2	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen oppervlakte aan de hand van referentiematen schatten, evenals inhoud.	2R-16	3.2	v	v	meten en meetkunde





periode3 klas 3
De kinderen ontdekken de kolommenmethode in het rekenen met geld en kunnen bedragen optellen door eerst iedere kolom apart op te tellen.	2R-2-13-1	3.3	v	v	getallen
De kinderen kennen kommagetallen vanuit de notatie met geld.	2R-2	3.3	v	v	getallen
Zij ontdekken vanuit het tafelnetwerk de tafel van 9.	2R-2	3.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen de splitsmethode en/of de rijgmethode toepassen in het rekenen met geld, €2,75 + €525 = €2,- + 5- en €0,75 + €0,25 of €2,75 + €5- + €0,75.	2R-11	3.3	v	v	getallen
De kinderen beheersen de tafel van 8, heen en terug.	2R-4-5	3.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen de verdeeleigenschap ( 6 x 14 = 6 x 10 en 6 x 4) toepassen in het rekenen tot 100.	2R-4-5	3.3	v	v	getallen
De kinderen kennen de waarde van de 5 in €60, €4,65 €590 en €50,20.	2R-11-12-	3.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen zelf de context van de winkel vormgeven waarbij zij bedragen vaststellen, kassabonnen maken en bedragen kunnen uitrekenen.	2R-11-16-	3.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen getallen afronden op honderdtallen.	2R-2	3.4		v	getallen
De kinderen kunnen de tijdsduur en het tijdsverschil bepalen.	2R-17	3.4	v	v	meten en meetkunde
Vanuit niet gestandaardiseerde maten kunnen de kinderen afstanden oppervlakte gewichten etc meten.	2R-16	3.3	v	v	meten en meetkunde
Zij kunnen een totaalbedrag schatten met behulp van wat zij weten over de waarde van de cijfers in een getal.	2R-2-18	3.3	v	v	meten en meetkunde

Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Kinderen kunnen uit het hoofd splitsen en optellen onder 100	2R-12	3.1	v	v	getallen
Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol	2R-19	3.2	v	v	meten en meetkunde
Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)	2R-19	3.3	v	v	meten en meetkunde

periode 4 klas 3
De kinderen beheersen de deeltafels 2, 3, 4, 5 en 10 door elkaar.	2R-4-5	3.4	v	v	getallen
Kinderen kennen de deeltafels op de rij.	2R-4-5	3.4		v	getallen
Zij kunnen het handig rekenen tot 100 toepassen in het gebied tot 1000.	2R-1	3.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen kolomsgewijs aftrekken (onder de 100).	2R-14-18	3.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen kolomsgewijs optellen ( onder de 100).	2R-14-18	3.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen vanuit (meet)contexten de opgave verwoorden in rekentaal.	2R-16	3.4	v	v	getallen
Ze kunnen de verschillende getallen positioneren op de getallenlijn.	2R-16	3.4	v	v	getallen
Vanuit de tafels en de deeltafels ontdekken de kinderen deelsommen met een rest 41 : 8 = 5 rest 1.	2R-4-5	3.4		v	getallen
De kinderen kennen de tafels tot 10 heen en terug.	2R-4-5	3.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen de tijd aflezen op een digitale klok.	2R-17	3.4		v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen vanuit het direct ervaarbare omgaan met maten als meter, liter, kilo enz ( denk daarbij aan de heemkundeperiodes).	2R-16	3.4	v	v	meten en meetkunde

Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
De kinderen kunnen de orde van grootte van getallen beredeneren	2R-6	3.4	v	v	getallen
De kinderen kennen het belang van het getal 0	2R-2	3.4		v	getallen

klas 4				v
periode 1 klas 4				v		S en F	S
De kinderen hebben inzicht in de 10-structuur.	2R-1	4.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen een antwoord van een optelling/aftreksom onder de 1000 schattend benaderen.	2R-11	4.1	v	v	getallen
De kinderen hebben inzicht in de getalstructuur.	2R-1	4.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen kolomsgewijs optellen tot 1000.	2R-14	4.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen kolomsgewijs aftrekken tot 1000.	2R-14	4.1	v	v	getallen
De kinderen zijn in staat om in sprongen van 100 tot voorbij 10.000 te tellen en de getallen te plaatsen op de getallenlijn.	2R-1	4.1	v	v	getallen
Kinderen kunnen verwoorden welke oplossingsmethode ze gebruikt hebben	2R-19	4.1	v	v	getallen
Zij zijn in staat om van tevoren de mogelijke uitkomst te schatten.	2R-1	4.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen getallen afronden op een tiental of honderdtal	2R-2	4.1	v	v	getallen
De leerlingen kunnen bedragen samenstellen uit de gangbare muntwaarden (in euros). Zij consolideren bij geldrekenen eerder ontwikkelde vaardigheden.	2R-18	4.1	v	v	meten en meetkunde
De kinderen maken kennis met de gestandaardiseerde maten, gewichten en inhoudsmaten en ze kunnen in praktische situaties met de verschillende maten werken.	2R-16	4.1	v	v	meten en meetkunde
Ze kunnen op basis van (eigen referentiematen hoeveelheden of afstanden schatten.	2R-16	4.1	v	v	meten en meetkunde


		4.1
		4.1
Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)		4.1
De kinderen kennen de structuur van het tientallig stelsel	2R-2	4.1	v	v	getallen
De kinderen kennen de uitspraak en notatie van maten	2R-16		v	v	meten en meetkunde
Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.	2R-17		v	v	meten en meetkunde
kinderen kunnen omgaan met verschillende tijdseenheden	2R-17		v	v	meten en meetkunde


periode 2 klas 4
De kinderen kennen het verkorte cijferalgoritme voor het aftrekken.	2R-13	4.2	v	v	getallen
De kinderen kennen het verkorte cijferalgoritme voor het optellen.	2R-12	4.2	v	v	getallen
De kinderen ontdekken het delen van grotere getallen, ook met rest.	2R-14	4.2	v	v	getallen
Kinderen kunnen eenvoudige opgaven uit het hoofd uitrekenen.	2R-12	4.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen kolomsgewijs vermenigvuldigen met getallen tot de 100 ( 7x35).	2R-13-4	4.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen getallen tot 100.000 schrijven positioneren en lezen.	2R-3	4.2	v	v	getallen
Zij ontdekken de procedure voor het kolomsgewijs delen als schattingsdeling.	2R-14	4.2	v	v	getallen
De kinderen beheersen de tafels en deeltafels	2R-5	4.2	v	v	getallen
Kinderen kunnen verwoorden welke oplossingsmethode ze gebruikt hebben.	2R-19	4.2	v	v	getallen
De kinderen kunnen vanuit een geldcontext handig optellen en aftrekken.	2R-12	4.2			getallen
Kinderen kunnen de tijd aan een digitale klok aflezen.		4.2	v	v	meten en meetkunde
		4.2
Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)		4.2
De kinderen kennen de volgorde van bewerkingen	2R-12	4.2		v	getallen
De kinderen kunnen een volgorde in getallen aanbrengen	2R-1	4.2	v	v	getallen


periode 3 klas 4
Kinderen kunnen cijferend aftrekken in het gebied tot de 1000.	2R-13	4.3	v	v	getallen
Kinderen kunnen cijferend optellen in het gebied tot de 1000.	2R-13	4.3	v	v	getallen
Kinderen weten hoe ze vanuit de kolomsgewijze methode twee getallen onder de 100 met elkaar kunnen vermenigvuldigen.	2R-13	4.3	v	v	getallen
De kinderen kennen de optelreeksen van 1/2, 1/3 en 1/4 .	2R-7	4.3	v	v	getallen
Zij kunnen de stambreuken herkennen in het rekenverhaal en in verschillende modellen.	2R-8-7	4.3	v	v	getallen
De kinderen kennen de begrippen teller en noemer,	2R-6	4.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen concreet helen verdelen of delen samenvoegen tot helen.	2R-6	4.3	v	v	verhoudingen
De kinderen komen aan de hand van praktijksituaties tot het breken, verdelen, samenstellen en vergelijken van stambreuken.	2R-6-7-15	4.3	v	v	verhoudingen
Kinderen kunnen breuken inzetten om op basis van verhoudingen lengtes te berekenen.	2R-15-19	4.3	v	v	verhoudingen
De kinderen kennen de maten: meter, decimeter en centimeter en kunnen daar in het praktische mee omgaan	2R-16	4.3	v	v	meten en meetkunde
		4.3
Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Ze kunnen betekenins geven aan een eenvoudige breuk in context	2R-6	4.3	v	v	getallen
Een vijfde deel van alle Nederlanders korter schrijven als	2R-7	4.3	v	v	verhoudingen


periode 4 klas 4
De leerlingen kunnen eenvoudige opgaven met gewone breuken maken, ondersteund met concreet breukenmateriaal.	2R-6-7	4.4	v	v	getallen
De kinderen kunnen de helen uit een breuk halen.	2R- 6	4.4		v	getallen
Kinderen kunnen kolomsgewijs optellen, aftrekken en vermenigvuldigen met getallen tot de 100.	2R-13	4.4	v	v	getallen
De kinderen beheersen de tafels en de deeltafels	2R- 5	4.4	v	v	getallen
Zij kunnen de stambreuken op de lege getallenlijn plaatsen.	2R-6-7	4.4		v	verhoudingen
De kinderen kunnen vanuit concrete situaties breuken vereenvoudigen.	2R-6-7	4.4		v	verhoudingen
Kinderen kunnen een verhaalsom m.b.t. breuken omzetten in rekentaal.	2R-6-7	4.4	v	v	verhoudingen
De kinderen kunnen inschatten hoe groot het deel is t.o.v. het geheel	2R-6	4.4	v	v	verhoudingen
Kinderen kunnen eenvoudige tabellen en grafieken lezen en maken.	2R-16	4.4	v	v	verbanden
Kinderen kunnen blokkenbouwsel (of 3d vorm) vanaf plattegrond nabouwen (of bouwsel omzetten in plattegrond)	2R-16	4.4	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen plaats en route aflezen op een plattegrond.	2R-19	4.4	v	v	meten en meetkunde
De kinderen komen vanuit de praktijk tot het begrip schaal en kunnen daarmee rekenend omgaan	2R-19	4.4	v	v	meten en meetkunde

Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Getal benamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen	3R-1	5.3	v	v	getallen
Kinderen kunnen op basis van (eigen) referentiematen een afstand schatten.	2R-16	4.4	v	v	meten en meetkunde

klas 5
periode 1 klas 5						f en s	s
De kinderen kennen het begrip gemiddelde en kunnen het berekenen.	3R-6	5.1			getallen
Kinderen kunnen in een gestelde tijd opdrachten met de vier hoofdbewerkingen uitrekenen.	3R-11-12	5.1			getallen
Zij beheersen de standaard procedure voor het kolomsgewijs optellen, aftrekken,vermenigvuldigen en delen. Kolomsgewijs rekenen wordt langzaam omgevormd tot cijferen m.b.v. de 4 cijferalgoritmen.	3R-11-13	5.1	v	v	getallen
De kinderen kennen de plaatswaarde van de cijfers in kommagetallen en kunnen dat beredeneren	3R-2	5.1	v	v	getallen
De kinderen zijn in staat om te tellen in sprongen over de 10.000 heen.	3R-1	5.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen eenvoudige situaties omzetten in tabellen en grafieken.	3R-20	5.1	v	v	verbanden
De kinderen kunnen gegevens lezen vanuit grafieken en tabellen.	3R-20	5.1	v	v	verbanden
De kinderen leren vanuit een praktijksituatie hoe zij stambreuken kunnen optellen en aftrekken en vinden hierbij een eigen strategie . Zij kunnen hierbij:helen eruit halen,breuk ervan maken,gelijknamig maken,vereenvoudigen.	3R-3-14	5.1			verhoudingen
De kinderen kunnen de verhoudingstabel hanteren en inzetten bij het rekenen met breuken.	3R-7	5.1	v	v	verhoudingen
De kinderen kunnen ruimtelijke figuren tekenen en herkennen.	3KV-1	5.1	v	v	meten en meetkunde
Zij zijn in staat om vraagstukjes op te lossen rondom tijd, afstand, geld, gewicht, lengte, oppervlakte, omtrek. concrete situaties omzetten in rekentaal.	3R-2-8-9	5.1			meten en meetkunde
Zij ontdekken de begrippen omtrek en oppervlakte en vinden de formule om beide te berekenen.	3R-16	5.1	v	v	meten en meetkunde


Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)		5.1
De kinderen kennen de uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen	3R-1	5.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen splitsen en samenstellen op basis van het tientallig stelsel	3R-1	5.1	v	v	getallen
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze inbetekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen	3R-1	5.1	v	v	getallen
De kinderen kunnen handig rekenen ook met grotere getallen en comlexere bewerkingen	3R-12	5.1		v	getallen
kinderen kunnen omgaan met een legenda	3LA-3	5.1	v	v	verbanden
kinderen hebben kennis van notatie en gebruik van maten	3R-16	5.1	v	v	meten en meetkunde
Redeneren welke maat in welke context past	3R-16	5.1	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen rekenend omgaan met inhoudsmaten	3R-16	5.1	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen omgaan en rekenen met maat en inhoud	3R-16	5.1		v	meten en meetkunde


periode 2 klas 5
Zij kunnen de vier hoofdbewerkingen met breuken uitvoeren.	3R-2-14	5.2	v	v	getallen
Zij kunnen de vier hoofdbewerkingen met kommagetallen uitvoeren.	3R-2-14	5.2			getallen
Kinderen kunnen breuken vergelijken, gelijknamig maken, optellen en aftrekken met en zonder context.	I2R-14	5.2
De stambreuken ½, ¼, 1/5 1/8, 1/10 kunnen zij omzetten in een kommagetal.	3R--3	5.2	v	v	getallen
Zij beheersen de standaard procedure voor het cijferend vermenigvuldigen.	3R-3	5.2	v	v	getallen
Zij kennen de procedure voor het delen met grotere getallen in aansluiting op het model dat zij al kennen.	3R-3	5.2	v	v	getallen
Zij kunnen de relatie tussen gewone breuk en kommagetal leggen.	3R-4	5.2		v	getallen
Zij ontdekken hoe zij stambreuken kunnen delen en vermenigvuldigen met of zonder context	3R-2-14	5.2	v	v	getallen
Kinderen leren werken met de zrm ( voor lln met rekenproblemen).	3R-2-14	5.2	v	v	getallen
De kinderen ontwikkelen mbv het vormtekenen de eerste begrippen noodzakelijk voor de geometrie	3KV-2	5.2	v	v	meten en meetkunde
Kinderen kunnen de standaardmaten herleiden en optellen en aftrekken	I2R-16	5.2	v	v	meten en meetkunde
De kinderen zijn in staat om zelf vraagstukken te maken rondom tijd, afstand, geld, gewicht, lengte, omtrek en oppervlakte.	3R-6-17-1	5.2	v	v	meten en meetkunde


Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Kinderen weten wat kommagetallen zijn en hoe je ze schrijft en leest	3R-2-14		v	v	getallen
De kinderen kunnen betekenis geven aan een gemengd getal	3R-14			v	getallen
Optellen en aftrekken ook via standaardprocedures, met moeilijker breuken en gemengde getallen	3R-3			v	getallen
De kinderen kunnen de kommagetallen en breuken plaatsen op de getallenlijn	3R-14			v	getallen
De kinderen kunnen moeilijkere breuken omzetten in kommagetallen	3R-14	5.2		v	getallen
Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid, vergroten/verkleinen, schaal enz.)	3R-18	5.2	v	v	verhoudingen


periode 3 klas 5
Zij kunnen de vier hoofdbewerkingen met kommagetallen cijferend uitvoeren.	3R-3	5.3	v	v	getallen
Zij kennen de regel voor het afronden en kunnen hier vanuit de praktijk mee omgaan	3R-4	5.3	v	v	getallen
De kinderen kunnen gewone breuken omzetten in kommagetallen.	3R--3	5.3	v	v	getallen
Ze beheersen de standaardprocedure voor het cijferend/schattend delen.	3R-2-13	5.3	v	v	getallen
Zij kunnen het gemiddelde berekenen.	3R-6	5.3	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen de inhoud van een kubus berekenen.	3R-6	5.3	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen de omtrek van verschillende vormen berekenen.	3R-6	5.3	v	v	meten en meetkunde
Kinderen weten hoe ze maten kunnen ordenen en hoe ze maten kunnen omzetten.	3R-6-18	5.3	v	v	meten en meetkunde
Ze kunnen de oppervlakte van een vorm/ rechthoek/vierkant berekenen/inschatten (met en zonder raster	3R-6	5.3	v	v	meten en meetkunde
De kinderen kunnen een afstand uitrekenen mbv de schaal	3R-16	5.3	v	v	meten en meetkunde
		5.3
		5.3
Extra doelen referentieniveaus ( tijdens periodeonderwijs of oefenmomenten)
Kinderen kunnen decimaal getal afronden op een geheel getal	3R-9	5.3	v	v	getallen
Standaardprocedures gebruiken, ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties	3R-9	5.5		v	getallen
Optellen en aftrekken ook via standaardprocedures, met moeilijker breuken en gemengde getallen	3R-9	5.6		v	getallen
Ook een geheel getal vermenigvuldigen met een breuk of omgekeerd	3R-9	5.7		v	getallen
Schrijfwijze 1/4× 260 of 260/4	3R-9			v	verhoudingen
Kinderen begrijpen de decimale structuur van het metriek stelsel	3R-16	5.8		v	meten en meetkunde